Red noteert alles. Zelfs dat ik een marineblauw shirt aan had. Hij schrijft alles volledig uit, geen steekwoorden. 'En wat gebeurde er toen hij je over zijn schouder gooide? Viel je iets op?' Ik schudde mijn hoofd. 'Ik probeerde te gillen, maar telkens als ik begon met gillen, dan sloeg hij hard op mijn rug. Hij gooide me in zijn busje, maar ik weet niet meer wat voor merk het was. Ik kon niet naar buiten kijken, en het was pikkedonker daarbinnen. Ik sloeg op de muren, maar niemand kon me horen. Toen de deur eindelijk open ging, wilde ik naar buiten rennen, maar hij sloeg me hard op mijn gezicht. Ik had pijn aan mijn neus, maar hij bond mijn handen bij elkaar met tyrips. Hij gooide me weer over zijn schouder. Mijn neus bloedde, want er stroomde wat bloed in mijn ogen en ik had moeite met ademen door mijn neus. Maar we liepen door een bos. Het was donker, dus ik zag niet goed. Hij liep snel, alsof hij haast had. Na een half uur of een uur kwamen we aan bij een plek. Ik weet alleen nog dat er veel brandnetels waren en een grote dikke boom. Hij smeet me daar neer en bond me met iets, ik denk een stukje touw of nog een tyrip, vast aan een wat dunnere boom. ik probeerde los te komen, maar het lukte gewoon echt niet. Hij was daar al eerder geweest, want er stond een schep.' Wist ik me te herinneren. 'Het was een grote schep, en hij begon te graven. Na een tijdje ontstond er een groot, rechthoekig gat. Hij keek op zijn horloge en keek me aan. Hij zei: "Het is tijd." Hij grijnsde en haalde een soort vleesmes achter de grote boom vandaan. Hij zei dat hij al maanden hiervoor aan het plannen was, en dat het niet mis zou gaan.' Mijn stem breekt, maar ik hou de tranen binnen. Ik wil niet huilen, niet weer. Ik voelde de angst weer die ik op dat moment voelde. 'Hij knipte me los van de boom en knipte mijn handen van de tyrips los. Daarna trapte hij me een stuk naar voren. Ik viel, maar ving me op met mijn handen. Daarna trapte hij me om zodat ik op mijn rug kwam te liggen. Hij ging bovenop me zitten. Hij was zwaar en er prikte takken in mijn rug. Met zijn mes drukte hij tegen mijn keel en ik keek hem aan.' Mijn stem stokte. 'En toen?' Vroeg Red en hij keek me aan. 'Hij pakte het mes en wilde me neersteken, maar ik duwde hem naar rechts en ik rende er vandoor. Ik rende naar de auto, maar voordat ik kon instappen, pakte hij me bij mijn middel en duwde me een andere kant op. Weer begon ik te rennen, maar na een tijd viel ik in dat gat wat hij had gegraven. Hij lachte en sprong erbij. Hij duwde me tegen de grond en stak me in mijn been.' Ik ging met mijn hand over het litteken op mijn rechter bovenbeen. Ik kan me de pijn nog herinneren: witheet, alsof hij nooit zou ophouden. 'Ik weet niet wat hij nou wilde, maar op een of andere manier kon ik het mes pakken en stak ik hem.' mijn stem stokte, alweer. Red keek me bedenkelijk aan. Zou hij weten dat wat ik vertelde maar voor de helft de waarheid was? Ik wilde het zo graag gewoon aan iemand vertellen, maar men zou me voor gek verklaren. Alweer. 'Weet je nog waar je hem stak?' Reds heldere stem haalt me uit mijn gedachten. Langzaam schud Ik mijn hoofd. 'Nee. Sorry.' voeg ik er aan toe. Red bijt op zijn lip. 'Wat gebeurde er toen?' vroeg hij, zonder acht te slaan op mijn verontschuldigingen. Ik haal een paar keer diep adem voordat ik verder ga. 'Ik gooide het mes boven de kuil, zeg maar en ik duwde hem om. Hij was helemaal versuft en in shock of zo. Ik weet niet wat er mis nerven was maar ik klom de kuil uit en pakte dat mes zodat hij het niet meer kon gebruiken. Ik strompelde naar de auto en ik ging aan de bestuurders kant zitten.' Mijn gedachten brengen me weer helemaal terug naar dat moment. De leerachtige geur, vermengd met tabaksrook. Mijn schrijnende been en de snel uitbreidende, rode vlek op mijn bovenbeen. 'Ik startte de auto, want hij had de motor laten draaien.' Red noteert het. 'Dom.' Mompelt hij. vragend kijk ik hem aan. 'Hoezo?' vraag ik. Red kijkt op. 'Niet jij, maar je ontvoerder.' Zegt hij vlug. 'Als ik je zou ontvoeren, dan had ik de auto uitgezet en had ik de volgende sleutel meegenomen. niet dat ik je ooit ontvoeren, hoor.' Zegt hij, zodra hij mijn blik ziet. Ik frons. Red buigt zich weer over zijn notitieblok en gebaart dat ik verder moet gaan. 'Ik reed richting de stad. Ik wist dan niet waar ik was maar ik gokte erop. Eerst reed ik in rondjes maar uiteindelijk kwam ik uit op de snelweg. Maar halverwege stopte de auto ermee en ben ik uitgestapt. Zo ben ik strompelend naar een boerderij gegaan. De mensen daar waren geschrokken maar vriendelijk. Ze vingen me op en belden de politie.' Red kijkt me aan. 'En zo is het gegaan? Dit is de waarheid?' het is een controlevraag, ik zie het aan zo'n ogen. Hij moet dit vragen. Maar desondanks geloofde me niet. Ik zag het hem denken. Hoe kon een klein meisje van zestien jaar, vijfenvijftig kilo een grote gespierde man van negentig kilo aan? Ik knik mijn hoofd zonder mijn ogen van hem af te wenden. Heel even is het doodstil. Dan glimlacht hij. "Oke, dat moest ik even horen. Ik weet dat je al deze vragen al een keer hebt gehoort, maar ik moet ze toch vragen.' Ik knik, sla mijn ogen neer en onderga dezelfde ondervraging die ik al duizenden keren heb moeten ondergaan.

NoTitleYETWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu